Autofabrikant Fiat heeft met Chrysler een overeenkomst getekend dat de
Italianen het Amerikaanse autobedrijf overnemen, nadat Chrysler snel en
pijnloos door het ‘chirurgische faillissement’ is geloodst. Dat had, begin
jaren nul, niemand aan zien komen.

Rand van de afgrond
Fiat stond toen op het randje van een eigen faillissement en kon
ternauwernood van de afgrond worden gered. Het bedrijf, dat toen nog een
conglomeraat was van auto’s, landbouwmachines, uitgeverijen en
financieringskantoren, was log en hiërarchisch. Het kon de tijd niet meer
bijbenen. De Italiaanse regering stelde geld beschikbaar, massaontslagen
volgden en een nieuwe topman kwam: Sergio Marchionne.

Held van Fiat: Sergio Marchionne
Deze Marchionne was geen autoliefhebber en maar een halve Italiaan. Zijn vader
verhuisde met het gezin naar Canada, toen Marchionne veertien jaar oud was.
Hij werkte jarenlang voor het Amerikaanse bedrijf General Electric, ook een
conglomeraat van allerhande bedrijven. Daar was hij de rechterhand van de
harde topman en managementgoeroe Jack Welch.

Pas toen Marchionne de veertig gepasseerd was, keerde hij terug naar Europa –
en vestigde zich in Zwitserland. In het Alpenland pakte hij de problemen aan
van de Zwitserse herverzekeraar SGS SA. Marchionne bleek een talent te
hebben de neerwaartse spiraal om te keren.

Familiebedrijf Agnelli
In 2004 werd hij gebeld door de Agnelli’s, de familie achter het grootste
familiebedrijf én het grootste industriële concern van Italië. Giovanni
Agnelli richtte in 1899 Fiat op. De familie Agnelli heeft tot op de dag van
vandaag 30 procent van de aandelen in handen, maar is ook eigenaar van
voetbalclub Juventus. De Agnelli-mannen staan bekend om hun flamboyante
levensstijl en elegante uitdossingen. Marchionne was al lid van de raad van
bestuur, maar de Agnelli-familie vroeg hem CEO te worden.

Het verzoek om topman te worden, volgde op een dramatische periode voor het
Italiaanse Fiat. Het bedrijf leed grote verliezen en had een schuld van 6
miljard euro (8,8 miljard dollar). De autotak zat vast aan een kostbare,
mislukte alliantie met de Amerikaanse autogigant General Motors (GM).

Stuurloos icoon
Tot overmaat van ramp overleden vlak na elkaar Gianni en Umberto Agnelli, de
twee zoons van de oprichter Giovanni Agnelli. Beiden werden geveld door
kanker. Het bedrijf, sinds de oprichting in handen van
Agnelli-afstammelingen, was stuurloos. De twee broers lieten slechts
kleinzoons na, Lapo en John Elkann, die met hun krap twintig jaar nog niet
klaar waren om Fiat te representeren.

Tijdens de Olympische Winterspelen in Turijn, waar het hoofdkantoor van Fiat
staat, distantieerde de burgermeester zich van het Italiaanse icoon: "Nu
laten we mensen zien dat er meer is in Turijn dan alleen Fiat". Kranten
bespraken wie Fiat zou overnemen. GM leek de meest logische kandidaat,
tenslotte had het bedrijf al 10 procent van de aandelen in bezit en een
optie op meer.

Ontslagen en onderhandelingen
Maar daar wilde Marchionne niet van horen. In zijn eerste jaar als topman
ontsloeg hij tientallen managers, zodat de organisatie gestroomlijnd werd.
Zo kreeg hij ook de steun van de vakbonden, die liever managers zagen
verdwijnen, dan fabrieken sluiten.

Marchionne stootte een groot deel van de activiteiten af. Fiat Aerospace werd
verkocht, evenals het oer-Italiaanse scootermerk Vespa. Alleen de basis van
auto's, bedrijfswagens en landbouwmachines mocht blijven. Ook onderhandelde
Marchionne met GM over een afkoopsom van de optie. Hij kreeg uiteindelijk
1,4 miljard euro (2 miljard dollar), waarmee Marchionne allerlei nieuwe
Fiat-modellen financierde. In 2005 maakt het Italiaanse bedrijf weer winst.

Consolidatieslag in autowereld
Toch maakte Marchionne zich nog steeds zorgen. Hij had al vaak gezegd dat er
een consolidatieslag gaande is in de autowereld. Een autofabrikant zou
minsten 5,5 miljoen auto's per jaar moeten maken en verkopen om te
overleven. Daar voldeed Fiat niet aan.

Fiat produceerde en verkocht in 2008 2,2 miljoen auto's. Dus moest Fiat
groeien. In dat jaar begonnen, in het diepste geheim, gesprekken tussen Fiat
en Chrysler. De twee bedrijven zijn voor elkaar gemaakt: Chrysler produceert
met name minivans en SUV's, grote auto's, en verkoopt op de Amerikaanse
markt, terwijl Fiat kleine autootjes maakt voor de Europese en
Latijns-Amerikaanse markt. Ook is Fiat eigenaar van Maserati en Ferrari,
luxe sportwagens, een marktsegment dat Chrysler lang geleden opgegeven
heeft.

Chrysler in schoot geworpen
Nu krijgt Fiat deze appel in de schoot geworpen. De Italianen hoeven niets te
betalen om Chrysler over te nemen. In ruil voor kennis over en technologie
van het maken van kleine auto's, ontvangt Fiat een aandeel van 20 procent in
Chrysler. Dat bedrijf heeft wel geld nodig om tijdens het faillissement door
te draaien - maar dat schiet de Amerikaanse overheid voor.

Zo wordt Calimero in een keer groot. Maar zelfs met Chrysler is Fiat nog niet
groot genoeg volgens de inschatting van Marchionne. Chrysler verkocht in
2008 2 miljoen auto's. Daarom aast Fiat nu op de Europese tak van GM:
Opel/Vauxhall en Saab. Opel produceerde in 2008 1,45 miljoen wagens. En
daarmee zit Fiat net boven de grens van Marchionne: 5,65 miljoen exemplaren
per jaar.

Van de afgrond naar de top
Het lijkt 'kiele kiele', maar met zo'n omvang zou Fiat de tweede grootste
autoproducent ter wereld zijn, na Toyota en samen met Volkswagen. Van de
afgrond naar de top, het is Calimero waardig.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl